Ey, loetse!

Het zijn Gentse Feesten en de bar die mijn werkvloer is, wordt besmeurd door randdebielen. Neen, dit is niet altijd een café. Het is hier een theaterzaal en u komt hier waarschijnlijk enkel binnen omdat u hier niet moet aanschuiven voor een pint en vanop een barkruk kan meekwelen met “Vlaanderen Zingt”. Ja, haal gerust uw zakdoek boven en zwaai gerust mee met Les lacs du Connemara. Ik voer tien dagen lang een gedoogbeleid tegen uw soort.

Ik voel me zelden verheven boven iemand anders. Ik mijd mensenmassa’s. Ik mijd mensen. Mijn sociaal masker kent alle rollen en past zich naadloos aan bij elke nieuwe situatie. Luid en gewaagd als ik door jonge, viriele mannen word omringd om te polsen wie met mijn slechtste kant zou kunnen omgaan. Cynisch en kalm als mijn vriendinnen in een roddelbui zijn beland. Beleefd en geduldig als oudere mensen mij aanklampen en een wanhopige babbel willen slaan. Zwijgend en geïntrigeerd als ik in zijn armen lig.

Maar ik weet niet goed hoe ik me moet gedragen als twee fabrieksarbeiders aan mijn toog hangen, commentaar hebben op de pils (“nie te zoapen”), mijn naam (“nog nuuit guurd”) en mijn loon (“veur dieje proas loate uien boas et zelf doen”). In eerste instantie wilde ik oprecht geïnteresseerd zijn. Toen onze gemeenschappelijke kennis niet verder bleek te reiken dan enkele nummers van Guns ’n Roses en AC/DC, was ik opgelucht dat het drukker begon te worden en klampte ik elke klant aan alsof het een oude vriend was. Ze bleven echter zitten, met hun bierbuik die de grijpafstand tot hun glas bijna onoverbrugbaar maakte en hun ongetwijfeld naar motorolie ruikend lang haar in een staart en bleven het niet te zuipen goedje bestellen. Ze riepen mij de meest vreemde namen toe want de originele was blijkbaar echt te moeilijk om te onthouden.

Ik nam toen het besluit om elke volgende marginaal wijs te maken dat ik Vanessa heette en dat ik dit werk in het zwart deed om mijn kinderen te kunnen voederen aangezien ik van hun pa – een neger, uiteraard – geen alimentatie kreeg. Gelukkig bleef het bij deze twee exemplaren. Ik had de feesten anders nooit overleefd.

Na mijn laatste werkdag reed in nietsvermoedend mijn parkeerplaats uit toen een meisje opgewekt op mijn raampje kwam tikken. Of ik haar en haar vrienden een lift kon geven. Ze waren behoorlijk dronken, maar ik moest toch hun richting uit en de goede daad zou me zeker nog een fikse karmabeloning opleveren. Het blije meisje zat achter mij en stortte meteen haar hart uit. Ze wilde met me trouwen en polste om de honderd meter of ik al van geaardheid was veranderd. Toen ze begon mee te zingen met Radiohead heb ik het even overwogen, maar ik dacht meteen aan de geur van een warm mannenlijf dat dicht tegen me aangedrukt lag en brak haar hart. Mijn lesbisch masker is genadeloos.

Ik heb toen twaalf uur geslapen, de geur van bier en hamburgerkraampjes uit mijn lijf gewassen en ben met een fris hoofd aan het hoofdstuk getiteld “herexamens” begonnen. Nu nog een job vinden en in september naar de grote stad verhuizen. Ik zal er ongetwijfeld nog een hoop marginalen tegen het lijf lopen. Als u mijn naam vraagt en ik zeg ‘Vanessa’, dan weet u dat ik nog geen gepast masker heb gevonden voor iemand als u. Ik maak er werk van.